Bewarend beslag / bezwarend beslag

Als er nog geen proces gaande is, of tijdens een proces, zolang er nog geen uitspraak van de rechter is, kan de eisende partij met een verzoekschrift aan de rechter vragen beslag te mogen laten leggen op vermogensbestanddelen van de debiteur, op voorwerpen of gelden van de gedaagde partij. Als het gaat om zaken die die ander zelf onder zich heeft, zal in het verzoekschrift aannemelijk moeten worden gemaakt dat de debiteur zijn vermogen aan het vervreemden is, door bijvoorbeeld verkoop. 'Vrees voor verduistering' wordt dat genoemd. In het geval dat de eiser beslag wil leggen op vorderingen die de gedaagde op een derde heeft, zoals een banktegoed, of het salaris van een werknemer, geldt het vereiste van de vrees voor verduistering niet. Normaal gesproken wordt degene onder wie beslag wordt gelegd niet op het verzoek gehoord, en verleent de rechter automatisch verlof tot het leggen van beslag. De gedaagde partij krijgt dus in de regel geen waarschuwing vooraf dat er beslag gelegd gaat worden, hetgeen soms een verrassingseffect sorteert. In geval van loonbeslag wordt de debiteur wel altijd voorafgaande aan de toestemming door de rechter gehoord. Het eenzijdig bewarend beslag kan toegestaan worden door de beslagrechter van de rechtbank van eerste aanleg. Hiertegen kan verzet worden aangetekend bij dezelfde rechtbank.

Overzicht B (Toon alles)